Gezicht en drijvende kracht achter de stichting is Jaap Bressers (1983). Sinds zijn 21e zit Jaap na een duik in zee met een hoge dwarslaesie in een rolstoel. Na een zware revalidatieperiode maakt hij zijn studie Internationaal Management af, maar besluit dan toch zijn leven een totaal andere draai te geven. Inspiratiebron daarvoor was en is Carlos, de Portugese broeder die hem na het ongeluk met een klein gebaar weer de kracht gaf om door te gaan. Stichting Carlosmomentjes was daarmee een feit.
Maar er is meer dan alleen de stichting; stilzitten is immers niet aan Jaap besteed. Inmiddels staat hij dan ook al meer dan vijftien jaar op het podium als inspirerend spreker en verzorgt hij pakkende presentaties, interactieve webinars en verdiepende masterclass. Naast inspirerend spreker is Jaap ook auteur van twee bestsellers. Jaap linkt pakkende, persoonlijke verhalen aan uitdagingen in organisaties en weet daarmee als geen ander mensen te raken en vermaken. Een unieke mix van inhoud, inspiratie en op het juiste moment ontspannen humor. Zijn rode draad is de kracht van het kleine: hoe maak je met kleine dingen het verschil voor jezelf en voor de klant?
Werkelijk alles! Want toen ineens tijdens de nachtdienst en zijn zoveelste paniekaanval, was daar broeder Carlos. Hij schatte de situatie goed in, liep naar Jaap toe, legde zijn hand op mijn schouder en zei: ‘It’s okay’. Dat moment veranderde Jaaps leven. En gaf hem net dat zetje dat hij nodig had om te beseffen dat hij nog leefde.
Een gewone dag, 20 Juli 2005, Albufeira in Portugal: ik ga ‘even’ zwemmen … Ik ben een 21-jarige student, de toekomst ligt wijd open en ik zal ongetwijfeld ergens topmanager worden. Daar werk ik hard voor. Die dag sta ik tot over mijn middel in het water in de zee. Er komt een mooie golf aangerold en ik besluit erin te duiken. ‘KRAK’, hoor ik als ik met mijn nek een zandbank raak. Ik voel meteen dat het foute boel is. Ik heb geen controle meer over mijn lichaam en kan niets meer bewegen. Ik drijf op mijn borst met mijn gezicht in het water en realiseer me dat ik mijn nek heb gebroken.
Er is iets goed mis, voel ik. Ik wacht. Iemand moet dit hebben gezien. Er moet hulp onderweg zijn. Met een merkwaardige kalmte houd ik mijn adem zo lang mogelijk in. En dan, vanuit mijn ooghoek zie ik ineens een hand aankomen, gevolgd door een pols en onderarm. Het duurt even voordat ik me realiseer dat het mijn eigen arm is die daar voorbijdrijft. Ik heb dus helemaal geen controle meer over mijn lijf. Als er niet snel hulp komt, zit ik echt in de problemen. Ik begin zelfs al afscheid te nemen. Mijn leven flitst aan mij voorbij. Wat laat ik achter? Ik heb vooral voor mezelf geleefd. Ik wil nog zoveel doen, heb zoveel dromen. Ik wil van betekenis zijn. En nu mag het niet meer.
Gelukkig slaat op dat moment een grote golf mij om en krijg ik de kans om een hap lucht te pakken. Op de golven drijf ik langzaam richting strand. Ik probeer een hulpkreet te slaken, maar er komt geen geluid. Een jongen rent voorbij, hij ziet mij liggen en stopt. Hij knikt vragend naar mij of hij mij moet helpen. Ik knijp mijn ogen tweemaal stevig samen. Hij sleept me verder het strand op. Daarna gaat alles heel snel. Binnen no-time staat er een grote kring van mensen om me heen en kijk ik in de ogen van een paar lifeguards. Ik hoor vrienden roepen: ‘Kom op Jaap, hou vol’ en ‘Wij zijn bij je’.
De ambulance arriveert, ik word op een brancard gelegd. Ik moet wakker blijven, maar ik wil alleen maar slapen. In het ziekenhuis maken ze met spoed enkele foto’s en scans. De diagnose: een hoge dwarslaesie. Ik ben verlamd vanaf borsthoogte en kan mijn handen niet meer bewegen. Daar lig je dan, in een vreemd land waarvan je nauwelijks de taal kent, in een vreemd ziekenhuis, in een vreemd bed en in een vreemd lichaam. Het enige dat ik nog kan voelen is blinde paniek. Ik schreeuw het uit. Er komt niemand. Ze zijn het gewend. In dit ziekenhuis liggen veel en vaak duikslachtoffers. Als ik lang genoeg roep, hoor ik uiteindelijk voetstappen de kamer binnenkomen. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat een verpleegster de monitoren controleert. Als dat gedaan is, draait ze zich om en loopt de kamer uit. Standaardprocedure, zo begrijp ik later.
En dan ineens in de nachtdienst, als ik weer een paniekaanval heb, is daar broeder Carlos. Hij schat de situatie goed in, loopt naar me toe, legt zijn hand op mijn schouder – waar ik nog wel gevoel heb – en zegt: ‘It’s okay’. Hij zag mij -Jaap- en niet het zoveelste duikslachtoffer. Hij maakte voor mij het verschil door zich in mij te verplaatsen en gaf me net het zetje dat ik nodig had om te beseffen dat ik nog leefde. Hij deelde dat ook direct met zijn collega’s, zodat zij ook leerden hoe ze mij het beste konden benaderen en er op momenten echt even voor me konden zijn.
“Als ik hem dat later vertel, zegt hij dat het niet meer dan zijn werk is. Tegelijkertijd zie ik trots in zijn ogen. Hij realiseert zich ineens dat door iets te doen dat voor hem heel normaal is en “gewoon” bij zijn werk hoort, hij voor mij van levensbelang was.”
Gun jezelf (en je collega’s) meer Carlosmomentjes met deze simpele tips.